Matthew 18

1Te dierzelfder ure kwamen de discipelen tot Jezus, zeggende: Wie is toch de meeste in het Koninkrijk der hemelen?
 ure Dat is, tijd.
,
 is toch de meeste Dat is, zal toch de meeste zijn.
2En Jezus een kindeken tot Zich geroepen hebbende, stelde dat in het midden van hen; 3En zeide: Voorwaar zeg Ik u: Indiën gij u niet verandert, en wordt gelijk de kinderkens, zo zult gij in het Koninkrijk der hemelen geenszins ingaan.
 verandert Grieks, keert; dat is afkeert, namelijk van dezen hoogmoed en eergierigheid.
,
 kinderkens, Namelijk gelijk David van zichzelven getuigt Psa 131 .
4Zo wie dan zichzelven zal vernederen, gelijk dit kindeken, deze is de meeste in het Koninkrijk der hemelen. 5En zo wie zodanig een kindeken ontvangt in Mijn Naam, die ontvangt Mij.
 kindeken ontvangt in Mijn naam, Namelijk niet alleen in ouderdom, maar ook degenen die als kinderen nederig van gemoed zijn, gelijk het volgende genoeg uitwijst, Mat 17:6 .
6Maar zo wie een van deze kleinen, die in Mij geloven, ergert, het ware hem nutter, dat een molensteen aan zijn hals gehangen, en dat hij verzonken ware in de diepte der zee.
 ergert, Dat is, iets doet, spreekt of leert waardoor hij een ander tot zondigen of afval beweegt.
,
 molensteen aan zijn hals Grieks, ezels molensteen; gelijk wij zouden zeggen, een rosmolensteen.
7Wee der wereld van de ergernissen, want het is noodzakelijk, dat de ergernissen komen; doch wee dien mens, door welken de ergernis komt!
 noodzakelijk Namelijk ten aanzien van de boosheid des duivels, der mensen verdorvenheid en Gods rechtvaardige toelating en oordeel. Zie 1Co 11:19 ; 2Th 2:11-12 .
8Indiën dan uw hand of uw voet u ergert, houwt ze af en werpt ze van u. Het is u beter, tot het leven in te gaan, kreupel of verminkt zijnde, dan twee handen of twee voeten hebbende, in het eeuwige vuur geworpen te worden.
 hand of uw voet Zie hiervan de aantekening bij Mat 5:29 .
9En indien uw oog u ergert, trekt het uit, en werpt het van u. Het is u beter, maar een oog hebbende, tot het leven in te gaan, dan twee ogen hebbende, in het helse vuur geworpen te worden. 10Ziet toe, dat gij niet een van deze kleinen veracht. Want Ik zeg ulieden, dat hun engelen, in de hemelen, altijd zien het aangezicht Mijns Vaders, Die in de hemelen is.
 hun engelen Dat is, die tot hun beschutting en dienst gezonden worden; Heb 1:14 .
,
 zien het aangezicht Dat is, hebben altijd toegang tot den troon Gods, om bevelen te ontvangen tot hunne bescherming,en tot straf dergenen, die hen zouden mogen verachten of verdrukken. Ene gelijkenis, genomen van de koningen in het oosten, die hunnen voornaamsten dienaars, door welke zij hun rijk regeerden, toegang gaven om hun aangezicht te zien; gelijk te zien is Est 1:14 ; zie ook Luk 1:19 ; Rev 8:2 .
11Want de Zoon des mensen is gekomen om zalig te maken, dat verloren was. 12Wat dunkt u, indien enig mens honderd schapen had, en een uit dezelve afgedwaald ware, zal hij niet de negen en negentig laten, en op de bergen heengaande, het afgedwaalde zoeken?
 indien enig mens honderd schapen had, Met deze gelijkenis wil Christus leren dat wanneer iemand van de gelovigen zou verleid worden, Hij niet ophoudt voordat Hij dien terecht gebracht zal hebben.
13En indien het geschiedt, dat hij hetzelve vindt, voorwaar zeg Ik u, dat hij zich meer verblijdt over hetzelve, dan over de negen en negentig, die niet afgedwaald zijn geweest. 14Alzo is de wil niet, uws Vaders, Die in de hemelen is, dat een van deze kleinen verloren ga.
 uws Vaders, Grieks, voor uwen Vader.
,
 deze kleinen verloren ga Namelijk die in mij geloven, gelijk vs.6, uitgedrukt staat.
15Maar indien uw broeder tegen u gezondigd heeft, ga heen en bestraf hem tussen u en hem alleen; indien hij u hoort, zo hebt gij uw broeder gewonnen.
 tegen u gezondigd heeft, Dat is, u enigen aanstoot geeft, hetzij dat hij u zelf verongelijkt of anderzins tegen God of den naaste misdoet met uwe kennis, zonder dat zulks openbaar is. Want openbare zonden moeten openbaar bestraft worden; 1Ti 5:20 .
,
 bestraf hem Dat is: vermaan en overtuig hem van zijne misdaad.
16Maar indien hij u niet hoort, zo neem nog een of twee met u; opdat in den mond van twee of drie getuigen alle woord besta.
 alle woord besta Dat is, alle zaken of waarheid voor vast gehouden worde; Deu 19:15 .
17En indien hij denzelven geen gehoor geeft; zo zeg het der gemeente; en indien hij ook der gemeente geen gehoor geeft, zo zij hij u als de heiden en de tollenaar.
 gemeente; Dat is, de regeerders der gemeente, die de ganse gemeente als vertegenwoordigen. Zie 1Co 12:28 , en 2Co 2:6 .
,
 als de heiden en de tollenaar Dat is, als een die vreemd is van de gemeente van Christus; Act 10:28 .
18Voorwaar zeg Ik u: Al wat gij op de aarde binden zult, zal in den hemel gebonden wezen; en al wat gij op de aarde ontbinden zult, zal in den hemel ontbonden wezen.
 al wat gij op de aarde binden zult, Zie hiervan Mat 16:19 .
19Wederom zeg Ik u: Indiën er twee van u samenstemmen op de aarde, over enige zaak, die zij zouden mogen begeren, dat die hun zal geschieden van Mijn Vader, Die in de hemelen is.
 die zij zouden mogen begeren, Namelijk uit het geloof en naar Gods wil; Jam 1:6 , en 1Jo 5:14 .
,
 geschieden van mijnen Vader, Of, geworden.
20Want waar twee of drie vergaderd zijn in Mijn Naam, daar ben Ik in het midden van hen.
 daar ben Ik Namelijk met mijn Geest en genade; Joh 14:16 , Joh 14:23 .
21Toen kwam Petrus tot Hem, en zeide: Heere! hoe menigmaal zal mijn broeder tegen mij zondigen, en ik hem vergeven! Tot zevenmaal? 22Jezus zeide tot hem: Ik zeg u, niet tot zevenmaal, maar tot zeventigmaal zeven maal.
  zeventigmaal zeven- maal. Dat is, zo menigmaal als hij u misdoet, en zeker getal voor een groot en onzeker getal genomen zijnde, gelijk Gen 4:24 .
23Daarom wordt het Koninkrijk der hemelen vergeleken bij een zeker koning, die rekening met zijn dienstknechten houden wilde.
 houden wilde Grieks, opnemen.
24Als hij nu begon te rekenen, werd tot hem gebracht een, die hem schuldig was tien duizend talenten.
 een, die hem schuldig was Grieks, een schuldenaar van tienduizend talenten.
,
 talenten Een gewoon talent wordt geschat op zeshonderd gouden kronen.
25En als hij niet had, om te betalen, beval zijn heer, dat men hem zou verkopen, en zijn vrouw en kinderen, en al wat hij had, en dat de schuld zou betaald worden.
 verkopen, Dit was in het Ouden Testament gebruikelijk, dat de kinderen met hunne ouders om derzelver schuld tot slaven verkocht mochten worden. Zie Exo 22:3 ; 2Ki 4:1 .
26De dienstknecht dan, nedervallende, aanbad hem, zeggende: Heer! wees lankmoedig over mij, en ik zal u alles betalen. 27En de heer van dezen dienstknecht, met barmhartigheid innerlijk bewogen zijnde, heeft hem ontslagen, en de schuld hem kwijtgescholden. 28Maar dezelve dienstknecht, uitgaande, heeft gevonden een zijner mededienstknechten, die hem honderd penningen schuldig was, en hem aanvattende, greep hem bij de keel, zeggende: Betaal mij, wat gij schuldig zijt.
 penningen Grieks, denariën. Een denarie was een zilvergeld, wegende omtrent een drachme of vierendeel lood zilvers, waarde zijnde omtrent een enkele reaal of zes stuivers.
,
 greep hem bij de keel, Grieks, worgde; dat is, greep hem bij de keel, dat hij hem bijna worgde.
29Zijn mededienstknecht dan, nedervallende aan zijn voeten, bad hem, zeggende: Wees lankmoedig over mij, en ik zal u alles betalen. 30Doch hij wilde niet, maar ging heen, en wierp hem in de gevangenis, totdat hij de schuld zou betaald hebben. 31Als nu zijn mededienstknechten zagen, hetgeen geschied was, zijn zij zeer bedroefd geworden; en komende, verklaarden zij hunnen heer al wat er geschied was. 32Toen heeft hem zijn heer tot zich geroepen, en zeide tot hem: Gij boze dienstknecht, al die schuld heb ik u kwijtgescholden, dewijl gij mij gebeden hebt; 33Behoordet gij ook niet u over uw mededienstknecht te ontfermen, gelijk ik ook mij over u ontfermd heb? 34En zijn heer, vertoornd zijnde, leverde hem den pijnigers over, totdat hij zou betaald hebben al wat hij hem schuldig was.
 leverde hem den pijners over, Het oogmerk van Christus is hier niet om te leren dat God, de zonden eens vergeven hebbende, dezelve daarna nog zou straffen, want dat doet God niet Heb 8:12 , maar HIj verklaart zijn oogmerk zelf, vs.35, en het is bekend dat de parabelen of gelijkenissen niet verder behoren getrokken te worden dan het voornaamste oogmerk derzelve lijden kan.
,
 totdat hij zou betaald hebben Dat is, in de eeuwigheid, want de zondaar kan voor zijne zonden nimmermeer voldoen: Mat 16:26 , en Mat 25:46 .
35Alzo zal ook Mijn hemelse Vader u doen, indien gij niet van harte vergeeft een iegelijk zijn broeder zijn misdaden.
 van harte vergeeft Grieks, van uwe harten.
Copyright information for DutSVVA